beeldende kunst

 

Aanwijzingen beeldende kunst

 Bij een bezoek aan een museum beschrijf je eerst wat voor soort collectie(s) dit

 museum vooral toont.

 Kies daarna 2 kunstwerken die je gaat bespreken. Maak

een duidelijke schets of maak een foto van deze 2 kunstwerken.

 Titel

 Maker

 Jaartal

 

Kunststroming

 I Vorm

 1.Zijn er overeenkomsten tussen het kunstwerk en de zichtbare werkelijkheid? Is het

kunstwerk

  Realistisch? (geheel overeenkomstig de werkelijkheid)

  Geabstraheerd of figuratief? (deels overeenkomstig de werkelijkheid)

  Abstract of non-figuratief? (geen overeenkomst met de werkelijkheid)

 2.Is het kunstwerk tweedimensionaal of driedimensionaal?

 3.Met welk materiaal en welke techniek is het tweedimensionale kunstwerk gemaakt?

 4.Met welk materiaal en welke techniek is het driedimensionale kunstwerk gemaakt?

 5:Is het driedimensionale kunstwerk:

-- Gehakt?

-- Gemodelleerd (en daarna gegoten)?

-- Geassembleerd?

-- Anders, namelijk……

 6. Welke beeldende middelen heeft de maker gebruikt?

 II Inhoud

 7. Waar gaat dit kunstwerk volgens jou over?

 8. Levert de titel eventueel een aanwijzing voor je interpretatie?

 9. Met welke reden denk je dat de kunstenaar dit werk heeft gemaakt?

 10. Wil hij zijn mening of een bepaald idee overbrengen? Zo ja, welke mening of welkidee?

 

III Functie

11. Wat is volgens jou de functie van het kunstwerk? Is het bedoeld als

 --Anekdote? (ter illustratie van een verhaal of gebeurtenis)

 --Decoratie? (om van te genieten zonder bijbedoelingen)

 --Oproep tot eigen interpretatie? (stimuleert de beschouwer zelf over het onderwerpna te denken en daar een mening over te vormen)

--Provocatie? (bedoelt om de toeschouwer wakker te schudden)

 --Uiting van persoonlijke gevoelens en gedachten van de maker?

 --Onderzoek naar de eigen kunstvorm? (l’art pour l’art)

 --Meditatie?

-- ter lering en vermaak’

 

12. Is het kunstwerk voor dezelfde plek of gelegenheid gemaakt?

 

Materiaalgebruik!

 

 

 

 

Techniek.

De discipline en techniek die de kunstenaar heeft gekozen. Zo heeft

potlood op papier een ander effect dan een flitsende video.

Ook de volgende beeldende middelen bepalen hoe een kunstwerk op de toeschouwer overkomt:

 Vorm.

De gebruikte vormen zijn herkenbaar (figuratief) of juist niet (abstract),

organisch of geometrisch.

Lijn.

Een kunstwerk is meer vanuit lijnen of vanuit een vorm opgebouwd.

 Kleur.

Monochroom (één kleur overheerst ) of polychroom (meerdere kleuren

gebruikt), somber of vrolijk.

 Licht.

Het soort licht en de richting waaruit het komt (binnen of buiten het

kunstwerk zelf).

Ritme.

Een herhaling van vorm, lijn, kleur, of licht.

 Perspectief / dieptewerking.

De mate waarin er diepte of perspectief valt waar te

nemen.

Compositie.

De hoofdstructuur van het kunstwerk. De compositie is de optelsom

van vorm, lijn, kleur, licht, ritme en dieptewerking.

Tijd.

De tijd die het kost om het kunstwerk te bekijken. Soms lukt dat in één

oogopslag, soms neemt het meer tijd in beslag. Denk aan videokunst.

Textuur.

De structuur van de ‘huid’, dat wil zeggen het oppervlak van het

kunstwerk.

 Bovenstaande punten gaan over hoe het werk eruitziet. Wil je het kunstwerk beter

begrijpen, dan moet je ook nadenken over deinhoud en de functie.

Je vraagt je daarbij af

waar het kunstwerk over gaat en wat voor doel het heeft (decoratie, mening geven, eigenwereld scheppen, gevoelens uiten). Soms is het heel moeilijk om vorm, inhoud en functieuit elkaar te halen. Dan lijken ze wel samen te vallen. In dat geval heb je te maken meteen goed of sterk kunstwerk.

 

 

Aandachtspunten Beeldende Kunst

 

1.- Wat zie je? Is het werk figuratief of abstract?

 

¨        figuratief Beschrijf de voorstelling.

¨        geabstraheerd Beschrijf de voorstelling en wijze van abstractie.

¨        Abstract Beschrijf wat je ziet.

 

Een kunstwerk waarin de voorstelling herkenbaar is noemen we figuratief. Het is logisch dat in dat geval de voorstelling ons op weg helpt naar de

betekenis van het werk. In een abstract werk bedenkt de kunstenaar eigen vormen en eigen kleuren.

 

2.- Wat zie je: welke beeldaspecten vallen op? Kies een of meer opties.

 

¨        kleurgebruik

¨        compositie

¨        (suggestie van) ruimte en/of plasticiteit

¨        (suggestie van) beweging

¨        verwerking licht

¨        afmeting/kader

 

In het schema staan zes beeldaspecten die een rol kunnen spelen in de vormgeving van het werk. Kies uit deze zes een of meer aspecten die in dit

werk opvallen.

 

3.- Wat zie je: Word je aandacht getrokken naar een bepaald punt?

 

¨        aandacht richt zich op een punt. Hoe? Waardoor?

¨        Aandacht wordt niet naar een punt getrokken

¨        Er is sprake van een allesomvattende compositie

 

Vaak helpt het stil te staan bij zaken die het eerst opvallen. Hoe heeft de kunstenaar dat bereikt en waarom wil hij dat onderdeel van zijn werk

accentueren? Bij patroonachtige schilderijen, waar naar geen enkele plek aandacht wordt getrokken, spreek je van een 'overall-compositie'.

 

 

 

4.- Wat zie je: is de ruimte of omgeving waarin het werk is te zien van belang?

 

¨        werk verbonden met omgeving; omschrijf relatie werk-omgeving.

¨        (reproductie) niet te beoordelen

¨        omgeving speelt geen rol

 

Vaak speelt de ruimte waarin het werk te zien of geëxposeerd is een rol in de betekenis van het kunstwerk. Dit geldt zeker voor kunstwerken die

voor een bepaalde ruimte - al dan niet in opdracht - gemaakt zijn. De expositiewijze en de combinatie van kunstwerken die daardoor ontstaat,

beïnvloedt ook de betekenis. Een sokkel of een lijst stimuleert de concentratie op het werk, geïsoleerd van zijn omgeving. Het ontbreken van een sokkel doet het beeldhouwwerk opgaan in de omgeving.

 

5.- Werkwijze: hoe heeft de kunstenaar zijn technieken en materialen gebruikt?

 

¨        expressief materiaalgebruik (omschrijf de werkwijze

¨        op een ongebruikelijke manier; beschrijf het uitzonderlijke karakter.

¨        Materiaalgebruik zonder persoonlijke expressie

 

EIk materiaal heeft specifieke eigenschappen. Bij expressief materiaalgebruik blijven die eigenschappen zichtbaar, evenals sporen van de manier waarop de kunstenaar heeft gewerkt. Een dergelijke werkwijze speelt een rol in de uiteindelijke betekenis van het kunstwerk. Een kunstenaar kan

ook nastreven om de materiaaleigenschappen en het 'handschrift' onzichtbaar te maken. Het kunstwerk krijgt dan een minder persoonlijk, objectiever karakter. Noem in het verslag het gebruikte materiaal.

 

6.- Werkwijze: welke rol speelt de waarneming van de werkelijkheid bij de kunstenaar?

 

¨        waarneming staat centraal Omschrijf de zienswijze

¨        naast waarneming ook fantasie Wat is niet gezien maar bedacht?

¨        Alleen maar fantasie of abstract.

 

Goed kijken en tekenen wat je ziet heet 'tekenen naar de waarneming'. Tot in de negentiende eeuw werd tekenen naar de waarneming gezien als

voorstudie voor het echte grote werk. De impressionisten maken het kijken tot het enige onderwerp. In deze eeuw is er vaak geen verband meer

tussen wat de kunstenaar gezien heeft en wat het kunstwerk ons laat zien.

 

7.- Inhoud: levert de titel een aanwijzing voor de interpretatie?

 

¨        zonder titel

¨        titel verklaart werk

¨        titel voegt iets toe Wat voegt de titel toe?

 

De titel helpt ons vaak op weg naar de betekenis van een kunstwerk. De titel kan verwijzen naar de voorstelling of het verhaal achter de voorstelling. Een titel kan het werk verklaren, maar kan ook vragen oproepen. De surrealisten gebruiken bewust vreemde titels om onze fantasie te prikkelen. Met een titel als 'compositie' bereikt de kunstenaar juist het tegendeel.

 

8.- Inhoud: verwijst het werk naar bekende verhalen? Bijbel? Mythologie?

 

¨        (getrouwe) illustratie van het verhaal. Welk soort verhaal? Vertel!

¨        (eigen) interpretatie van het verhaal. Welke interpretatie? Welk verhaal?

¨        Inhoud staat los van bekende verhalen, vertelt eigen verhaal.

 

Eeuwenlang hebben kunstenaars verhalen verbeeld uit de Bijbel, mythologie, historie of literatuur. Soms wordt daarbij gebruik gemaakt van meer of minder bekende symboliek. We spreken dan van historiestuk. Om de betekenis van zo'n werk te achterhalen moet je iets weten van het verhaal of van de symbolen.Wordt het dagelijkse leven weergegeven, dan spreken we van genrestuk.

ln de kunst vanaf ca. 1850 speelt de eigen interpretatie van de kunstenaar op het verhaal een grotere rol dan een getrouwe weergave van het verhaal.

 

9.- Betekenls: wat is de betekenis van het werk? (Kies een of meer opties.)

 

¨        zichtbare werkelijkheid is het onderwerp

¨        bedoeld als illustratie

¨        werk roept op tot concentratie/meditatie

¨        maatschappelijke werkelijkheid is onderwerp

¨        werk bedoeld als provocatie

¨        werk roept op tot (eigen) interpretatie

¨        (prive) leven kunstenaar is onderwerp

¨        werk bedoeld als decoratie

¨        werk roept emotie op

 

Werk bedoeld als illustratie. Belangrijkste doel is een verhaal of gebeurtenis goed weer te geven. De stellingname van de kunstenaar is ondergeschikt. .

Werk bedoeld als provocatie. Niet zelden is het doel van moderne kunst het publiek flink wakker te schudden en diskussie uit te lokken.

Werk bedoeld als decoratie. Kunst om van te genieten. om mooi te vinden zonder verdere bijbedoelingen.

Werk roept op tot (eigen) interpretatie. Het kunstwerk roept veel vragen op. Het publiek moet actief meedenken en een eigen betekenis geven aan het werk.

De overige categorieën spreken voor zich.

Maak jouw eigen website met JouwWeb