wereldliteratuur

 

Leeswijzer  Literatuur

 

Door het lezen van boeken kun je de wereld verkennen, grenzen overschrijden. Maak kennis met andere culturen vanuit het perspectief van iemand die daarin is geworteld. Ervaar hoe andere mensen leven, hoe ze met elkaar omgaan en wat hen bezielt. Met welke problemen worstelen zij? Maak kennis met andere normen en waarden, thema’s en motieven, visies op helden, macht en onmacht, nieuwe verteltradities en beeldspraak, andere maatschappelijke en politieke omstandigheden 
 
 
 
wat is wereldliteratuur?

 
- oude volksverhalen die eeuwenlang zijn naverteld (sprookjes en sagen).

- erkende meesterwerken (als Dostojevski’s Misdaad en straf, Alice in Wonderland van Lewis Carroll)
- invloedrijke boeken (de negerhut van oom Tom van Harriet Beecher Stowe)
- boeken die een inspiratiebron vormden voor schilders, beeldhouwers en componisten, zoals bijbelse en mythologische verhalen als het scheppingsverhaal of de Odyssee van Homerus).

 

Vraag 1 Werkwijze: welk vertelperspectief overheerst?

 

¨      alwetende verteller          

¨      ik-persoon

¨      derde persoon

 

De alwetende verteller kan gesprekken weergeven tussen A en B, en C en D, of een hoofdstuk eindigen niet een zin 'maar dat zou niet zo blijven. .

Bij de ik-persoon vertelt de 'ik' het verhaal. Hij kan alleen vertellen wat hij zelf meemaakt denkt of voelt. Bij de 'derde persoonsverteller' staat een 'hij' of 'zij' in het Centrum van de belangstelling. We krijgen alleen informatie over het innerlijk van deze persoon, niet van de andere personen.

 

Vraag 2  Werkwijze: hoe gaat de schrijver om met vertelde tijd?

 

¨      chronologisch verteld verhaal

¨      flash back/flash forward

¨      tijdrekking en tijdsprongen

 

Een chronologisch verhaal begint bijvoorbeeld in 1950 en eindigt in 1975, geschreven volgens het principe en toen, en toen, en toen. Bij een niet chronologisch verteld verhaal lezen we in een beschrijving van het heden, beschreven gebeurtenissen uit het verleden (flash-backs), of beschreven gebeurtenissen die later plaatsvinden (flash-forwards). Tijdrekking: een kort moment uitvoerig beschrijven, bijvoorbeeld een hele roman over een gebeurtenis die maar enkele uren duurt. Probeer antwoord te geven op de vraag waarom de schrijver kiest voor het verschuiven van de vertelde tijd.

 

 

Vraag 3  Werkwijze: in welke stijl is het verhaaL geschreven? (Kies een of meer opties)

 

¨      humoristisch

¨      ernstig      

¨      alledaags

¨      platvloers

¨      verheven

¨      plechtig    

¨      sarcastisch   

¨      met veel symboliek

 

De schrijfstijl heeft grote invloed op onze interpretatie van het verhaal. Probeer voorbeelden te vinden van zinnen die illustratief zijn voor de schrijf-stijl.

 

Vraag 4  Inhoud: uitgaand van het moment van verschijnen: wanneer speelt het verhaal?

 

¨      verleden

¨      heden       

¨      toekomst

 

Als een boek bijvoorbeeld gepubliceerd is in 1948 en het verhaal speelt zich af in de jaren twintig, dan speelt het zich af in de verleden tijd. Veranderende inzichten spelen mee wanneer iemand een historische roman schrijft. Wanneer een schrijver vandaag een verhaal schrijft dat zich afspeelt in de Middeleeuwen kan het toch een eigentijds verhaal zijn.

 

Vraag 5  Inhoud: welke aandacht krijgen de karakters in het verhaal?

 

¨      het zijn 'flat characters'   

¨      het zijn soms 'flat' soms 'round' characters

¨      het zijn ‘round characters’

 

'Flat characters' zijn typetjes, personages waar maar een paar kenmerken van belicht worden: iemand is bijvoorbeeld alleen maar wreed en ijdel. Een 'round character' leer je door en door kennen, met al zijn hebbelijkheden en onhebbelijkheden.

 

Vraag 6  Inhoud: in welke omgeving bevindt de hoofdpersoon zich?

 

¨      een hem of haar vreemde omgeving       

¨      een soms vreemde, soms vertrouwde omgeving

¨      een voor hem of haar vertrouwde omgeving

 

Het plaatsen van de hoofdpersoon in een hem vreemde omgeving komt veel voor in verhalen. In het verhaal kan die omgeving een belangrijke rol spelen. In Dood in Venetië van Thomas Mann raakt de hoofdpersoon in de labyrintische stad letterlijk en figuurlijk de weg kwijt

 

 

Vraag 7  Inhoud: tot welk genre kun je het boek rekenen?

 

¨      detectiveverhaal  

¨      science fiction

¨      liefdesgeschiedenis

¨      historische roman

¨      avonturenroman

¨      ideeënroman

 

De meeste genres spreken voor zich. Bij een ideeênroman is het verhaal ondergeschikt aan de boodschap. Een genre roept bij de lezer verwachtin­gen op. Niet elke roman hoeft spannend te zijn, maar een avonturenroman wel.

 

 

Vraag 8  Betekenis: Levert de titel een aanwijzing op voor de interpretatie?

 

¨      titel geeft letterlijke betekenis

¨      titel geeft figuurlijke betekenis

¨      titel verwijst naar een hoofdpersoon

 

Een voorbeeld van een letterlijke betekenis van de titel is De ondergang van de Titanic. Dit boek handelt inderdaad over de ondergang van een schip dat de Titanic heet Een voorbeeld van een figuurlijke betekenis van een titel is Nooit meer slapen van W.F Hermans. Deze roman gaat niet over sla­peloosheid, maar over het verlies van de onschuld.

 

Vraag 9  Betekenis: wat is de betekenis van het verhaal? (Kies één of meer opties)

 

¨      nadruk op het plot, op wat er gebeurt    

¨      nadruk op de boodschap of het thema

¨      onderwerp autobiografisch         

¨      onderwerp maatschappelijk of politiek

¨      nadruk op de ontwikkeling van karakters

¨      onderwerp filosofisch of roept op tot eigen interpretatie

 

Het verhaal zelf is vaak het belangrijkst bij avonturenromans, ontsnappingsverhalen en dergelijke. De nadruk ligt op de boodschap als de schrijver deze heeft opgehangen aan het verhaal om op die manier de lezer iets mee te geven, bijvoorbeeld zijn visie op de maatschappij.

 

De verdere categorieën spreken voor zich.